In twee recente arresten deed het Hof van Cassatie een belangrijke uitspraak in het voordeel van particuliere beleggers met Franse aandelen in hun beleggingsportefeuille.
1. Wat voorafging
Particuliere beleggers die Franse aandelen hebben, werden jarenlang geconfronteerd met een dubbele belasting op de dividenden die uit deze Franse aandelen werden verkregen.
In eerste instantie wordt een Franse bronheffing ingehouden die (sinds 2018) 12,8% bedraagt. Op het saldo wordt vervolgens ook nog eens Belgische roerende voorheffing ingehouden ten belope van 30%. Op deze manier houdt men van een brutodividend van 100 EUR finaal slechts 61,04 EUR over (de totale belastingdruk bedraagt dus 38,96 EUR : 12,8 EUR + 26,16 EUR).
In het verdrag dat reeds in 1964 tussen België en Frankrijk werd gesloten ter vermijding van dubbele belasting werden nochtans afspraken gemaakt om een dergelijke dubbele belasting te vermijden. Concreet werd overeengekomen dat België een Forfaitair gedeelte van de Buitenlandse Belasting, het zogenaamde FBB, zou moeten verrekenen met de Belgische roerende voorheffing. Het FBB bedraagt minimaal 15% van het nettobedrag van het dividend (ongeacht de werkelijk ingehouden Franse bronheffing). In de praktijk zou dit voor het hogervermelde voorbeeld betekenen dat de Belgische roerende voorheffing van 26,16 EUR (87,2 EUR x 30%) zou worden verminderd met een FBB van 15% of 13,08 EUR (87,2 EUR x 15%). De belastingdruk op Franse dividenden daalt hierdoor van 38,96% naar 25,88% (12,8 + (26,16 – 13,08)), waardoor deze uiteindelijk zelfs lager komt te liggen dan de belastingdruk van 30% op Belgische dividenden.
De verrekening van het FBB werd echter voor particuliere beleggers in 1988 afgeschaft. Verschillende beleggers weigerden zich echter bij deze afschaffing neer te leggen en steunden zich hiervoor rechtstreeks op het hogervermelde dubbelbelastingverdrag. Hierop volgde een ware procedureslag.
Het Hof van Cassatie bevestigde in twee arresten van 2017 en 2020 dat particuliere beleggers principieel recht hebben op de verrekening van het FBB en dat er omwille van de primauteit van het internationale recht op het nationale recht geen rekening kan worden gehouden met een regel van Belgisch intern recht die dat recht zou afschaffen.
In een Circulaire van 2021 liet de minister van Financiën vervolgens weten dat zijn administratie zich zou neerleggen bij deze rechtspraak, weze het onder het nodige (betwistbare) voorbehoud. Zo bleek uit de Circulaire dat de verrekening van het FBB enkel zou worden toegestaan op voorwaarde dat de betreffende dividenden werden aangegeven in de aangifte in de personenbelasting onder de passende rubrieken.
Voor de dividenden die op een buitenlandse rekening worden ontvangen, vormt deze voorwaarde normaal gezien geen probleem. Dergelijke dividenden moeten immers verplicht worden aangegeven in de belastingaangifte onder code 1444-11/2444-78.
Voor de dividenden die op een Belgische rekening worden ontvangen, is deze voorwaarde echter niet vanzelfsprekend. Omwille van de tussenkomst van een Belgische bank zal op deze dividenden immers Belgische roerende voorheffing worden ingehouden. Deze heffing is bevrijdend, hetgeen betekent dat deze dividenden niet verplicht moeten worden aangegeven in de belastingaangifte.
Aangezien de termijn om een bezwaarschrift in de personenbelasting in te dienen (destijds 6 maanden te rekenen vanaf de derde werkdag vanaf de datum van verzending van het aanslagbiljet) veelal was verstreken, werd er in deze situatie voor geopteerd om een bezwaarschrift in de roerende voorheffing in te dienen. De termijn hiervoor bedraagt immers 5 jaar te rekenen vanaf 1 januari van het jaar waarin de voorheffing werd ingehouden.
Een dergelijk bezwaarschrift werd echter steevast afgewezen. De belastingadministratie was namelijk van oordeel dat het FBB hoogstens verrekenbaar is met de personenbelasting en geenszins met de roerende voorheffing (wat een andere belasting is). Dit verklaart het hogervermelde standpunt van de minister van Financiën dat een belastingplichtige enkel recht op de verrekening van het FBB zou hebben indien hij zijn Franse dividenden heeft aangegeven in zijn belastingaangifte.
2. Het Hof van Cassatie geeft de belastingplichtige gelijk
Ook dit standpunt is nu afgewezen door het Hof van Cassatie in twee recente arresten . Daarin verwijst het Hof opnieuw naar de primauteit van het Belgisch-Frans dubbelbelastingverdrag op basis waarvan België verplicht is om een minimum verrekenbaar bedrag aan FBB in mindering te brengen op de belasting verschuldigd in België, ongeacht de wijze van heffing van de belasting die in België verschuldigd is.
3. Praktische tips voor de particuliere belegger
Deze rechtspraak is in eerste instantie positief voor de belastingplichtigen die in het verleden reeds een procedure hebben opgestart om de verrekening van het FBB af te dwingen.
Voor diegenen die tot op heden een afwachtende houding hebben aangenomen, is het in bepaalde gevallen nog niet te laat om alsnog actie te ondernemen.
- Voor de Franse dividenden die vorig jaar werden ontvangen, kan het recht op de verrekening van het FBB eenvoudigweg worden uitgeoefend via de belastingaangifte. Het nettobedrag van de dividenden (d.i. bedrag na inhouding van de Franse bronheffing) moet worden opgenomen onder code 1444-11/2444-78 (vak VII, A.2.b.1). Daarnaast zou melding moeten worden gemaakt van deze dividenden in vak VII, F (inkomsten waarop een bijzonder aanslagstelsel van toepassing is).
- Voor de Franse dividenden die tijdens de jaren 2020 t.e.m. 2022 werden ontvangen, kan dit jaar nog een bezwaarschrift worden ingediend in de roerende voorheffing.
- Voor de Franse dividenden die tijdens de jaren 2018 en 2019 werden ontvangen, kan de procedure van ontheffing van ambtswege mogelijks een oplossing bieden op voorwaarde dat de betreffende dividenden werden aangegeven in de belastingaangifte.
4. Nieuw dubbelbelastingverdrag in aantocht
Voor de toekomst moet rekening worden gehouden met het feit dat op 9 november 2021 een nieuw Belgisch-Frans dubbelbelastingverdrag werd ondertekend. In dit nieuwe verdrag wordt niet meer voorzien in een verrekening van het FBB. Voorlopig is dit nieuwe verdrag evenwel nog niet in werking getreden.
Tot de inwerkingtreding zullen particuliere beleggers dus nog hun voordeel kunnen halen uit het oude verdrag.