Op 25 mei 2010 heeft de beslagrechter bij de burgerlijke rechtbank te Gent zich uitgespro-ken over de materie van artikel 877 BW.
Dit vonnis handelt over de situatie waarin iemand een uitvoerbare titel heeft tegen een na-tuurlijk persoon, die daarna overlijdt. Het stelt dat die titel ook uitvoerbaar is tegen de erf-genamen van de persoon in kwestie, als die titel eerst wordt betekend aan de erfgenamen en er daarna een wachttermijn van 8 dagen wordt gerespecteerd.
De schuldeiser betekende het vonnis aan de erfgenaam en ging over tot uitvoerend roe-rend beslag op het persoonlijk vermogen van deze erfgenaam, die nadien de opheffing vorderde van het beslag wegens het beweerde onrechtmatig karakter ervan.
De rechter stelde eerst vast dat de nalatenschap wel degelijk mede gehouden blijft tot de schulden. Vervolgens wordt gesteld dat de betekening bedoeld in 877 BW – en de voor-ziene wachttermijn - geen daad van tenuitvoerlegging is maar een bewarende maatregel, in essentie tot bescherming van de erfgenamen.
De betekening geldt als de aankondiging van een latere daad van tenuitvoerlegging.
De rechter stelt dat die betekening ook vereist is t.a.v. een erfgenaam die aanvaardt onder voorrecht van boedelbeschrijving.
Uiteindelijk wordt de tenuitvoerlegging door de rechter toch als onrechtmatig bevonden, omdat ze gebeurde lopende de vereffening en verdeling van de nalatenschap.
De rechter oordeelde dat tenuitvoerlegging op het persoonlijk vermogen van de erfgenaam - hangende de vereffening en verdeling - zonder meer “uit den boze “ was, gezien de aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving.