03/10/12

Rekening-courant is niet altijd geldlening

Artikel 18, eerste lid, 4° WIB 1992 voorziet in de mogelijkheid voor de fiscus om interesten in bepaalde omstandigheden te herkwalificeren in dividenden. Dit is o.m. het geval wanneer iemand een 'geldlening' verstrekt aan een vennootschap waarvan hij aandeelhouder of zaakvoerder is, en het bedrag van deze 'geldlening' hoger is dan de som van de belaste reserves bij het begin van het belastbare tijdperk en het gestort kapitaal bij het einde van dit tijdperk. De fiscus is traditioneel van oordeel dat elk tegoed in rekening-courant als een 'geldlening' moet beschouwd worden. Uit de rechtspraak blijkt dat dit niet steeds het geval is.

Artikel 18, eerste lid, 4° WIB 1992 voorziet in de herkwalificatie van interest in dividend wanneer één van volgende grenzen wordt overschreden en in de mate van die overschrijding:

  • ofwel de normale marktrente;
  • ofwel wanneer het totaal bedrag van de rentegevende voorschotten hoger is dan de som van de belaste reserves bij het begin van het belastbare tijdperk en het gestort kapitaal bij het einde van dit tijdperk.

Verder in de tweede alinea van artikel 18 WIB 1992 wordt een definitie gegeven van het begrip 'voorschot'. Als 'voorschot' wordt beschouwd, elke al dan niet door effecten vertegenwoordigde geldlening verstrekt door een natuurlijk persoon aan een vennootschap waarvan hij aandelen bezit of door een persoon aan een vennootschap waarin hij een opdracht of functies als vermeld in artikel 32, eerste lid, 1°, uitoefent, alsmede in voorkomend geval, elke geldlening verstrekt aan die vennootschap, door hun echtgenoot of hun kinderen wanneer die personen of hun echtgenoot het wettelijk genot van de inkomsten van die kinderen hebben. Cruciaal in deze definitie is de interpretatie van het begrip 'geldlening'.

Het begrip 'geldlening' is ook terug te vinden in het burgerlijk recht, waar het omschreven wordt als een 'lening van geld' (art. 1895 B.W.). In het burgerlijk recht is sprake van een 'lening van geld' wanneer de ontlener een som geld ter beschikking stelt van de lener om deze toe te laten gebruik te maken van het geld, met de verplichting om het terug te geven. In het burgerlijk recht is er m.a.w. slechts sprake van een 'lening van geld' indien er effectief geld ter beschikking wordt gesteld.

Een veelvuldig voorkomende discussie in fiscale zaken is of een vordering in rekening-courant ook als een geldlening kan worden beschouwd. Meer concreet rijst deze discussie vaak wanneer een aandeelhouder/zaakvoerder activa verkoopt aan zijn vennootschap (bvb. overdracht handelszaak) waarbij de prijs niet onmiddellijk wordt betaald, maar op de rekening-courant wordt ingeschreven. De fiscus beschouwt dergelijke vordering in rekening-courant meestal als een 'geldlening'. Sommige fiscalisten verdedigden dan weer de stelling dat een rekening-courant geen 'geldlening' kon zijn omdat er enkel uitstel van betaling werd verleend, en dus geen geld ter beschikking werd gesteld.

Het Hof van Cassatie heeft enkele jaren geleden een genuanceerde uitspraak gedaan in deze kwestie. Enerzijds stelde het Hof dat een rekening-courant niet automatisch als een 'geldlening' kan worden beschouwd. Anderzijds oordeelde het Hof wel dat het boeken van een tegoed op rekening-courant in bepaalde omstandigheden wel kon beschouwd worden als een 'geldlening'. Cassatie stelde concreet dat moest gekeken worden naar de specifieke bedoelingen van de partijen om te precieze aard van de rekening-courant te bepalen. De feitelijke omstandigheden zijn m.a.w. doorslaggevend.

Recente rechtspraak toont aan dat de concrete feitelijke omstandigheden inderdaad van groot belang zijn. Zo oordeelde het Hof van Beroep te Gent dat er sprake was van een geldlening wanneer de koopprijs van een actief gedurende langere tijd ter beschikking wordt gesteld van de vennootschap via boeking op rekening-courant (Gent, 8 mei 2012). Volgens de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel was in een gelijkaardige situatie geen sprake van een 'geldlening' omdat de vordering in rekening-courant na de transactie vrij snel was afgebouwd (Rb. Brussel, 6 juni 2012).

De evolutie van de rekening-courant lijkt voor de rechtbanken zeer belangrijk. Wanneer een rekening-courant gedurende lange tijd stabiel blijft en de vordering niet wordt afgebouwd, kan dit wijzen op de intentie van de partijen om het geld gedurende langere tijd ter beschikking te stellen van de vennootschap. In deze hypothese kan de kwalificatie als 'geldlening' niet worden uitgesloten. Indien daarentegen de rekening-courant sterk evolueert, en op relatief korte termijn wordt afgebouwd, ligt een kwalificatie als 'geldlening' veel minder voor de hand.

dotted_texture