Op 27 december 2022 trad de nieuwe Europese richtlijn in werking ter bevordering van het genderevenwicht in de bestuursorganen van beursgenoteerde vennootschappen.
Enkel van toepassing op Europese beursgenoteerde vennootschappen niet-KMO’s
De EU-wetgever weert micro, kleine en middelgrote (beursgenoteerde) vennootschappen uitdrukkelijk uit het toepassingsgebied.
Kwantitatieve doelstellingen en kwalitatieve maatregelen om die te verwezenlijken
De richtlijn neemt als uitgangspunt dat lidstaten beursgenoteerde vennootschappen dienen te onderwerpen aan kwantitatieve doelstellingen om het genderevenwicht binnen de bestuursorganen te waarborgen. Ingevolge de (omzetting van de) richtlijn, zullen beursgenoteerde vennootschappen ernaar moeten streven dat tegen 30 juni 2026 ten minste 40% van de niet-uitvoerende bestuurdersmandaten door personen van het ondervertegenwoordigde geslacht wordt bekleed.
De richtlijn heeft tot doel de vertegenwoordiging van mannen en vrouwen op alle besluitvormingsposities te verbeteren. Daarom kan een lidstaat bij wijze van alternatief bepalen dat beursgenoteerde vennootschappen ernaar moeten streven dat tegen 30 juni 2026 ten minste 33% van alle bestuursfuncties, dus zowel de uitvoerende als de niet-uitvoerende bestuurdersmandaten, door personen van het ondervertegenwoordigde geslacht wordt bekleed.
Indien een lidstaat niet de kwantitatieve drempel van 33% van alle bestuurdersfuncties maar die van 40% van (louter) de niet-uitvoerende bestuurders toepast, dan nog moeten de beursgenoteerde vennootschappen met hun statutaire zetel in die lidstaat in ieder geval individuele kwantitatieve doelstellingen bepalen om tegen 30 juni 2026 het genderevenwicht onder de uitvoerende bestuurders te verbeteren.
De richtlijn vult deze kwantitatieve drempels aan met kwalitatieve maatregelen om de doelstellingen te verwezenlijken:
- Vennootschappen die de doelstellingen niet halen, moeten hun selectieproces voor kandidaten voor benoeming in, of verkiezing tot, functies van bestuurder aanpassen. De kandidaten moeten op basis van een vergelijkende beoordeling van de kwalificaties van elk van hen worden geselecteerd, getoetst aan voorafgaandelijk bepaalde, heldere, neutraal geformuleerde en ondubbelzinnige criteria. Tenzij in uitzonderlijke gevallen, moeten vennootschappen bij de selectie van kandidaten voor de benoeming van bestuurders vennootschappen voorrang geven aan de kandidaat van het ondervertegenwoordigde geslacht als de kandidaten gelijk gekwalificeerd zijn qua geschiktheid, bekwaamheid en beroepsprestaties.
- De beursgenoteerde vennootschap moet de kandidaat die erom verzoekt, in kennis stellen van (i) de bij de selectie gebruikte kwalificatiecriteria, (ii) de objectieve vergelijkende beoordeling van de kandidaten op grond van die kwalificatiecriteria, en (iii) indien relevant, de specifieke overwegingen die er uitzonderlijk voor hebben gezorgd dat de kandidaat die niet tot het ondervertegenwoordigde geslacht behoort, uiteindelijk de voorkeur heeft gekregen.
- Wanneer het proces voor de selectie van kandidaten voor de benoeming van bestuurders de vorm aanneemt van een stemming door aandeelhouders of werknemers, dan moeten de beursgenoteerde vennootschappen ervoor te zorgen dat de stemmers afdoende worden geïnformeerd over de kwalitatieve maatregelen, met inbegrip van de sancties die aan de beursgenoteerde vennootschap kunnen worden opgelegd indien die de kwalitatieve maatregelen niet nakomt.
De beursgenoteerde vennootschappen worden daarnaast ook aan verslaggevingsverplichtingen onderworpen. Zo moeten zij de bevoegde autoriteiten eenmaal per jaar informeren over de man-vrouwverhouding in hun raden, en over de maatregelen die zij hebben genomen voor de verwezenlijking van de toepasselijke kwantitatieve doelstellingen. De beursgenoteerde vennootschappen moeten die informatie op hun websites bekendmaken.
De richtlijn schrijft geen concrete sancties voor bij niet-naleving van zijn bepalingen. De lidstaten dienen evenwel zelf doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties te bepalen bij niet-naleving van de voorgeschreven bepalingen.
Impact van de Europese richtlijn: omzetting in het Belgische nationale recht
De Belgische genderquota zijn van toepassing op genoteerde vennootschappen en organisaties van openbaar belang in de zin van artikel 1:12, 2° WVV met hun statutaire zetel in België en ongeacht hun grootte. De Belgische wetgever besloot in 2011 het toonaangevende voorbeeld van Noorwegen te volgen en harde genderquota op te leggen aan onder meer beursgenoteerde vennootschappen. Onder de Belgische genderquota, moet in de raad van bestuur (monistisch bestuursmodel) of de raad van toezicht (duaal bestuursmodel) minstens één derde van de leden van het andere geslacht zijn dan de overige leden. De Belgische wetgever maakt voor het monistisch bestuursmodel geen onderscheid tussen uitvoerende en niet-uitvoerende bestuurders. Het quotum is in het algemeen van toepassing op alle bestuurders. In het duaal bestuursmodel is het quotum daarentegen enkel van toepassing op de raad van toezicht en dus niet op de directieraad.
Wat het monistisch bestuursmodel betreft, voldoet het Belgische quotum aan de minimumdrempel van 33% van de Europese richtlijn. Wat het een duaal bestuursmodel betreft, legt het Belgische vennootschapsrecht enkel quota op voor de leden van de raad van toezicht, en niet voor de directieraad. Het quotum ligt bovendien op één derde, wat lager is dan de 40% die de richtlijn vereist.
- De Belgische wetgever zou ervoor kunnen opteren om het quotum van één derde te behouden, maar dan moet hij dat quotum ook van toepassing maken op de directieraad. Dat zou het duale bestuursmodel mogelijk (nog) minder aantrekkelijk maken dan het monistisch model, waarbij de raad van bestuur veelal wordt bijgestaan door een (contractueel) managementcomité waarvoor geen quotum (moet) gelden.
- Indien de Belgische wetgever er daarentegen voor opteert om het quotum van toepassing te laten zijn op enkel de raad van toezicht, dan moet hij het verhogen van één derde tot minstens 40%. Maar ook in dat geval zullen de vennootschappen aan het genderevenwicht onder de uitvoerende bestuurders moeten werken.
Ook bevat het Belgische vennootschapsrecht geen kwalitatieve maatregelen met betrekking tot de selectieprocedure van bestuurders en de daarmee gepaard gaande waarborgen voor de niet-geselecteerde kandidaat (voor het geval een vennootschap (tijdelijk) niet voldoet aan de kwantitatieve doelstellingen).
De omzetting van de richtlijn zal bijgevolg een aantal aanpassingen aan de Belgische regeling vergen. De lidstaten moeten de richtlijn uiterlijk op 28 december 2024 in hun nationale wetgeving hebben omgezet.
Voor een diepgaande analyse verwijzen wij naar het artikel van Joris De Wolf en Sofie Baveghems in de meest recente uitgave van het Tijdschrift voor Rechtspersoon en Vennootschap - Revue pratiques des sociétés.
Joris De Wolf
Sofie Baveghems