03/03/23

Te veel of te weinig loon

In december vulde het Hof van Cassatie zijn rijke vracht aan loonarresten aan met twee uitspraken, waarvan het eerste betrekking heeft op te veel, het tweede op te weinig betaald loon.

Te veel betaald

In de zaak waarop het arrest van 12 december 2022 betrekking heeft, had een werknemer te veel loon ontvangen (meer bepaald vergoedingen in de toekenning waarvan een cao voorziet die werd gesloten in een paritair comité waaronder de werkgever verkeerdelijk dacht te ressorteren). De werkgever compenseerde de onverschuldigd betaalde vergoedingen met loon dat hij aan de werknemer verschuldigd was. Hij voerde aan dat de inhoudingen op het loon waartoe hij aldus was overgegaan, toegelaten worden door artikel 23 van de Loonbeschermingswet omdat het om voorschotten zou gaan (zie Sociaal Compendium Arbeidsrecht 2022-23, nr. 2809).

Het Hof van Cassatie wijst dat middel af: te veel betaald loon is geen voorschot.

Te weinig betaald

In het arrest van 19 december 2022 sprak het Hof van Cassatie zich uit over een situatie waarin een werkgever de belastingen ten laste nam op het loon van een werknemer.

Het ging om een onderneming gevestigd in de Verenigde Staten die een Amerikaan naar België detacheerde en bij de detachering overeenkwam alle belastingen verschuldigd in het werkland België rechtstreeks aan de fiscus te betalen. Bij de beëindiging van de detachering sloten de partijen een dading waarin (nog eens) werd bedongen dat de werkgever aan de Belgische fiscus de belastingen zou betalen die de werknemer als niet-verblijfhouder verschuldigd was. De fiscus beschouwde de betalingen die de werkgever in uitvoering van die dading verrichtte, niet als een belasting, maar als een voordeel van alle aard. Het gevolg was dat daarop een bijkomende belasting werd geheven op naam van de werknemer.

De werknemer ging over tot terugvordering van die bijkomende belasting van de werkgever, maar stelde zijn vordering meer dan vijf jaar na de betaling, door de werkgever, van de belastingen waarop de bijkomende belasting werd geheven. Om de verjaringstermijn van de Arbeidsovereenkomstenwet te vermijden, stelde de werknemer zijn vordering op grond van een misdrijf.

Tegen de inwilliging van de vordering van de werknemer door het arbeidshof voerde de werkgever voor het Hof van Cassatie onder meer aan dat geen sprake is van een misdrijf aangezien de werkgever de belasting had betaald op grond van een beëindigingsovereenkomst. Hij riep in dat opzeggingsvergoedingen niet te beschouwen zijn als loon waarvan de niet-betaling een misdrijf zou zijn. De werkgever verwees ook naar de kwalificatie door de Belgische fiscus van de betaling van de belasting als een voordeel van alle aard.

Het Hof van Cassatie erkent in het arrest dat de loonbetalingsmisdrijven van het Sociaal Strafwetboek niet van toepassing zijn op vergoedingen die verschuldigd zijn omdat de dienstbetrekking een einde neemt. Het besliste inderdaad eerder al in die zin (zie SoCompact 2-2022). Maar, zo overweegt het Hof, de feitenrechter (het arbeidshof) heeft vastgesteld dat de betaling van alle belastingen door de werkgever haar oorsprong vindt in een verbintenis die de werkgever aanging bij de start van de detachering. Het gaat dus om een tegenprestatie van arbeid, zodat de betalingen van belasting deel uitmaken van het loon van de werknemer dat verschuldigd is wegens de uitvoering van de arbeidsovereenkomst en niet omdat die een einde neemt. Dat het loonbestanddeel (de belasting) in een beëindigingsovereenkomst wordt vastgesteld en de fiscus de betaling daarvan door de werknemer als voordeel van alle aard kwalificeert, doet daaraan geen afbreuk.

Door de bijkomende belasting niet te betalen, heeft de werkgever zich dus schuldig gemaakt aan een loonbetalingsmisdrijf en is de vijfjarige verjaringstermijn van toepassing op de vordering van de werknemer.

Deze werkgever heeft m.a.w. te weinig betaald.

Auteur: Willy van Eeckhoutte, Advocaat-Vennoot

Bron: 
Cass. 12 december 2022, S.21.0081.F
Cass. 19 december 2022, S.22.0012.N

dotted_texture