Het insolventierecht in België zal sterk aan verandering onderhevig zijn door de omzetting van twee opeenvolgende richtlijnen van de Europese Unie en de implementatie van de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie. De eerste wetswijziging is imminent. Wij lichten de belangrijkste tendensen van deze nieuwe evolutie toe in deze bijdrage.
De Europese wetgever is sinds het begin van deze eeuw zeer actief op het gebied van insolventie en herstructurering.
In 2000 heeft de Europese Raad de Verordening van 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures aangenomen. Deze verordening bevat geen materiële bepalingen, maar uitsluitend bepalingen van het internationale privaatrecht aan de hand waarvan het toepasselijke recht in grensoverschrijdende insolventieprocedures kan worden bepaald. Opeenvolgende Europese richtlijnen dienen de harmonisatie van het materieel recht in de lidstaten te organiseren.
Sinds 2009 is het Belgische insolventierecht sterk veranderd. Met name de bepalingen van de wet die gericht zijn op het redden van levensvatbare economische activiteiten en werkgelegenheid door middel van reorganisatie van ondernemingen zijn gemoderniseerd. De bepalingen betreffende de vereffening van niet-levensvatbare ondernemingen door middel van een faillissementsprocedure zijn daarentegen grotendeels ongewijzigd gebleven.
In 2009 is op initiatief van de Belgische wetgever de wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen in werking getreden, die nieuwe soorten procedures bevat voor de herstructurering van ondernemingen in moeilijkheden. Duizenden ondernemingen hebben de nieuwe gerechtelijke reorganisatieprocedures aangevraagd, terwijl de vorige wet betreffende het gerechtelijk akkoord beperkt bleef tot een handvol aanvragen per jaar, waarvan de meeste zonder gevolg. Daarna volgden kleine materiële wijzigingen in de wet.
Een eerste Europese richtlijn betreffende de preventieve herstructurering van ondernemingen in financiële moeilijkheden is omgezet in Belgisch recht, met bijkomende wijzigingen om te voldoen aan de rechtspraak van het Hof van Justitie.
In 2016 heeft de Europese Commissie een nieuwe Europese richtlijn voorgesteld met het oog op de harmonisatie van de preventieve herstructureringsprocedures in de lidstaten, aangezien herstruc- turering in alle lidstaten schuldenaars in financiële moeilijkheden in staat moet stellen hun activiteiten voort te zetten.
Preventieve herstructureringsprocedures zijn regelingen die beschikbaar zijn voor schuldenaren in financiële moeilijkheden voordat zij insolvent worden, wanneer insolventie slechts waarschijnlijk is. Zij zijn gebaseerd op het feit dat er een veel grotere kans is om noodlijdende ondernemingen te redden wanneer zij in een zeer vroeg stadium, voordat zij definitief insolvent worden, kunnen beschikken over instrumenten voor de herstructurering van hun schulden. De minimum harmonisatienormen van de Richtlijn gelden alleen voor ondernemingen die nog niet insolvent zijn en hebben juist tot doel insolventieprocedures te voorkomen voor ondernemingen die nog levensvatbaar kunnen worden gemaakt. Zij hebben geen betrekking op de situatie waarin een onderneming insolvent wordt en een faillissementsprocedure moet ondergaan.
In 2019 heeft het Europese Hof van Justitie een uitspraak gedaan (in de zaak Plessers) waarin het de niet-naleving van het Europese recht van de Belgische procedure met overdracht van ondernemingen aan de kaak stelt.
De richtlijn werd uiteindelijk in 2019 aangenomen door het Parlement en de Raad. België is momenteel nog bezig met de omzetting van deze herstructureringsrichtlijn, de stemming over de nieuwe wet is nakend.
De formele reorganisatieprocedures zullen belangrijke vernieuwingen ondergaan waaronder: de mogelijkheid om de procedure in een vertrouwelijk kader te starten, verschillende regels voor kleine en grote ondernemingen, het indelen van schuldeisers in categoriëen die afzonderlijk over een herstructureringsplan stemmen, een sterke betrokkenheid van de aandeelhouders bij het herstructureringsplan, nieuwe regels voor de overdracht van ondernemingen om te stroken met de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie en, ten slotte, nieuwe procedures met het oog op de voorbereiding van een overdracht van ondernemingen na een faillissement.
Een voorstel voor een tweede, nieuwe Europese richtlijn betreffende faillissementsprocedures
Zeer recentelijk heeft de Europese Commissie besloten het harmonisatieproces een stap verder te brengen en het uit te breiden tot de insolventiewetgeving betreffende het faillissement en de vereffening van ondernemingen. Op 7 december 2022 heeft zij een voorstel voor een richtlijn aangenomen tot harmonisatie van bepaalde aspecten van het insolventierecht, waarbij de nadruk ligt op vereffeningprocedures.
Het Europees Parlement en de Raad menen dat een meer efficiënte en geharmoniseerde insolventiewetgeving, naast andere maatregelen, beleggers meer zekerheid kan bieden, de kosten kan verlagen, grensoverschrijdende beleggingen kan vergemakkelijken en risicokapitaal aantrekkelijker en toegankelijker kan maken voor ondernemingen.
De verschillen tussen insolventieregelingen in de EU vormen een bijzonder probleem voor grensoverschrijdende beleggers. Het speelveld is niet gelijk. Beleggingen in lidstaten met efficiëntere insolventieregelingen worden aantrekkelijker geacht dan vergelijkbare beleggingen in lidstaten met minder efficiënte insolventieregelingen. Dit vormt een aanzienlijke belemmering voor grensover- schrijdende kapitaalstromen en voor de werking van de eengemaakte kapitaalmarkt.
De Belgische wetgever kan de pen dus niet neerleggen en zal de insolventiewetgeving opnieuw moeten aanpassen. De voorgestelde Richtlijn is gericht op de drie belangrijke aspecten van het insolventierecht: (i) de recuperatie van goederen uit de vereffende insolvente boedel; (ii) de efficiëntie van de procedures; en (iii) de voorspelbare en eerlijke verdeling van de gerecupereerde waarde onder de schuldeisers.
Opdat schuldeisers zoveel mogelijk waarde bij de insolvente onderneming kunnen recupereren, versterken de bepalingen inzake vorderingen tot nietigverklaring en opsporing van goederen elkaar. Zij doen dit door een minimale reeks geharmoniseerde voorwaarden voor de uitoefening van vorderingen tot nietigverklaring in te voeren en door de traceerbaarheid van goederen te verbeteren door bankrekeninginformatie, informatie over uiteindelijk begunstigden en bepaalde nationale activaregisters, waaronder die van andere EU-lidstaten, toegankelijker te maken voor insolventie- functionarissen.
De voorgestelde Richtlijn beoogt de procedurele efficiëntie te versterken, met name voor de vereffening van insolvente micro-ondernemingen. Om een eerlijke en voorspelbare verdeling van de gerecupereerde waarden onder de schuldeisers te waarborgen, voert het voorstel eisen in om de vertegenwoordiging van de belangen van de schuldeisers in de procedure via schuldeiserscomités te verbeteren. Dit wordt aangevuld met meer transparantie voor schuldeisers wat betreft de regels voor de rangindeling van vorderingen.
De wijzigingen inzake de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden die zeer binnenkort in werking zullen treden, zijn belangrijk. Onze conclusie is dat de Belgische wetgever voorlopig niet op zijn lauweren kan rusten daar hij opnieuw de toekomstige richtlijn zal dienen om te zetten.