Deze evidentie wordt bevestigd in het arrest van de Raad voor Vergunningsbetwistingen van 28 juli 2022 met nr. RvVb-A-2122-1005:
'De Raad stelt samen met de verzoekende partij vast dat uit de slotconclusie van de bestreden beslissing blijkt dat de aanvraag in essentie wordt geweigerd omdat ze niet verenigbaar is met een, op het tijdstip van de bestreden beslissing, nog niet voorlopig vastgesteld ontwerp van ruimtelijk uitvoeringsplan. Immers, zowel in de motivering van de bestreden beslissing als in de slotconclusie verwijst de verwerende partij uitdrukkelijk naar de herstelprocedure van het RUP, en naar aanleiding hiervan gewijzigde inzichten met betrekking tot de ontwikkeling van de aanvraagsite, om vervolgens te oordelen dat de aanvraag moet worden geweigerd omdat ze ‘de toekomstige ordening van de betrokken deelzone’ zou hypothekeren.
Hoewel de bestreden beslissing nochtans uitdrukkelijk erkent dat ‘(h)oewel het ontwerp-RUP pas na de voorlopige vaststelling een afdwingbaar karakter krijgt’, dient de Raad, gelet op de overwegingen en de slotconclusie van de bestreden beslissing, vast te stellen dat de aanvraag aldus wordt geweigerd omdat ze niet verenigbaar wordt geacht met een, ten tijde van de bestreden beslissing, nog niet voorlopig vastgesteld ontwerp van ruimtelijk uitvoeringsplan.
Het komt de Raad dan ook voor dat de verwerende partij, door de aanvraag te weigeren op basis van de onverenigbaarheid ervan met een nog niet voorlopig vastgesteld ontwerp van ruimtelijk uitvoeringsplan, artikel 4.3.2. VCRO schendt. Dat in de bestreden beslissing ook wordt vermeld dat het verlenen van de vergunning onvoldoende rechtszekerheid aan de verzoekende partij biedt en tevens strijdig zou zijn met artikel 1.1.4. VCRO, doet aan het voormelde geen afbreuk. De vergunningverlenende overheid kan de algemene vereisten van een goede ruimtelijke ordening zoals deze onder meer worden verwoord in artikel 1.1.4. VCRO, wel in haar besluitvormingsproces betrekken. Ze mag echter via die weg geenszins artikel 4.3.2. VCRO miskennen en ze kan derhalve het gevraagde niet weigeren omwille van de onverenigbaarheid met een nog niet voorlopig vastgesteld ruimtelijk uitvoeringsplan. Evenmin komt het de verwerende partij toe om algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het rechtszekerheidsbeginsel, contra legem toe te passen'.
Referentie : pub7449-4