31/12/11

Bestuurdersaansprakelijkheid

Het Wetboek van Vennootschappen gaat uit van het principe dat een vennootschap handelt via zijn organen en dat de leden van deze organen niet persoonlijk gebonden zijn door de verbintenissen van de vennootschap. Dit geldt alleen zolang de bestuurder binnen de perken van zijn mandaat handelt, zo niet is hij persoonlijk aansprakelijk.

Er zijn 2 soorten aansprakelijkheid.

  • De eerste betreft deze ten aanzien van de vennootschap zelf, deze is contractueel van aard.
  • De tweede is de aansprakelijkheid ten aanzien van derden, deze is buitencontractueel vermits er tussen de bestuurder en de derden geen contractuele verhouding bestaat.

Deze regels zijn voor de naamloze vennootschap, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid en de coöperatieve vennootschap hetzelfde.

  • De aansprakelijkheid ten aanzien van de vennootschap zelf.

De gewone bestuurdersfout (artikels 527, 262 en 408 § 1 W. Venn.).

De regels van de gemeenrechtelijk lastgeving zijn mutatis mutandis van toepassing op de bestuurdersovereenkomst, dit wilt zeggen dat de bestuur zijn mandaat met zorgvuldigheid moet vervullen.

Wanneer de hij fouten maakt in de aan hem opgedragen taak dan heeft de vennootschap een verhaalrecht tegen zijn lasthebber, zijnde de bestuurder in kwestie.

Het gaat hier om de “gewone” individuele aansprakelijkheid van de bestuurder. De overige bestuurders zijn niet medeaansprakelijk voor de fouten van één van hen.

Het gedrag van de bestuurder wordt onderworpen aan een marginale toetsing, dit impliceert dat er ruimte is voor het beleid en de vrije keuze van de bestuurder. Hij begaat dus alleen een fout indien hij een daad stelt die een weldenkend bestuurder in diezelfde situatie niet zou stellen.

Wel moet de bestuurder over voldoende manoeuvreerruimte blijven beschikken, bijvoorbeeld indien hij een verantwoord risico neemt dat uiteindelijk toch slecht afloopt.

De bestuurder moet beoordeeld worden op basis van de situatie waarin hij zich op dat moment bevond en op basis van de gegevens waar hij toen over beschikte.

Voorbeelden van bestuursfouten: - het bestuur zonder toezicht aan iemand anders over laten
- speculeren met vennootschapsgelden
- investeringen zonder grondige voorafgaande studie aangaan
- …

Eenmaal de bestuursfout vaststaat moet ook nog de schade en het oorzakelijk verband met de schade worden aangetoond. Cassatie zegt dat er een voldoende oorzakelijk verband bestaat indien de schade nooit was ontstaan zonder de fout van de bestuurder.

  • De vennootschapvordering.

De beslissing om een bestuurder al dan niet aansprakelijk te stellen komt toe aan de algemene vergadering. Zij kunnen beslissen bij gewone meerderheid. Een eerdere geldige kwijting staat de vennootschapsvordering in de weg.

  • De minderheidsvordering.

Normaal gesproken wordt de vordering dus ingesteld door de meerderheidsaandeelhouders maar de wetgever heeft deze mogelijkheid ook voorzien voor de minderheidsaandeelhouder(s), en dit om te verhinderen dat de overtredende bestuurder wordt beschermd door de meerderheid van de aandeelhouders. De vordering moet wel voor rekening van de vennootschap worden ingesteld.

De minderheidsaandeelhouders moeten samen beschikken over 1 % van de stemrechten of over effecten die minstens € 1.250.000 van het kapitaal vertegenwoordigen. Deze aandeelhouders kunnen de vordering alleen instellen indien ze de kwijting van de bestuurder niet hebben goedgekeurd of als deze ongeldig is.

  • Deskundigenonderzoek (artikel 168 W. Venn).

In voorbereiding van een minderheidsvordering kunnen deze aandeelhouders (met dezelfde drempelvereiste) aan de Rechtbank vragen om een deskundige aan te stellen, indien zij kunnen aantonen dat er aanwijzingen zijn dat het vennootschapsbelang bedreigd is. Meestal worden uiteraard de vorderingen gecombineerd om geen tijd te verliezen.

De deskundigen kunnen dan de boeken en de rekeningen van de vennootschap controleren en de verrichten na gaan die haar organen hebben gedaan. Het gaat hier om een loutere onderzoeksmaatregel, de deskundige kan geen enkele beslissing nemen ten aanzien van de bestuurders.

  • Discontinuïteit.

De vereffenaar en de curator hebben ook de mogelijkheid om namens de vennootschap een aansprakelijkheidsvordering in te stellen. Ingeval van kwijting zal de curator niet de vordering

  • De aansprakelijkheid ten aanzien van derden.

> Algemene aansprakelijkheid als bestuurder (artikels 1382-1383 B.W.).

De toepassingsvoorwaarden van deze artikels vereisen het bestaan van een fout, een schade en een oorzakelijk verband tussen die twee.

Die fout kan een wetsinbreuk zijn of de rechter kan het gedrag van de bestuurder beoordelen als een inbreuk op een algemene zorgvuldigheidsnorm.

De rechter zal dit gedrag toetsen aan dat van een goede huisvader of huismoeder, namelijk een normaal zorgvuldig bestuurder in dezelfde omstandigheden geplaatst.

Bijvoorbeeld: het niet-opmaken of neerleggen van de jaarrekening leidt automatisch tot een fout, tenzij er overmacht kan aangetoond worden.

De schade opgelopen door een derde is beperkt tot de voorzienbare schade.

Ook hier geldt er dat een voldoende oorzakelijk verband bestaat indien de schade nooit was ontstaan zonder de fout van de bestuurder.

Wanneer al deze voorwaarden vervuld zijn kan de derde de bestuurder aansprakelijk stellen voor diens bestuursfout.

 Bijzonder aansprakelijkheid wegens de overtreding van het vennootschapsrecht of de statuten (artikels 528, 263 en 408 § 2 en 3 W. Venn.).

Deze artikels regelen de aansprakelijkheid, zowel voor als na het faillissement, met betrekking tot de overtreding van de wet of van de statuten van de vennootschap.

Het gaat hier om een hoofdelijke aansprakelijkheid, dit wilt zeggen dat alle bestuurders samen aansprakelijk zijn tenzij ze kunnen aantonen dat ze geen deel hebben uitgemaakt van deze inbreuk, en dus geen schuld treffen en zij meteen nadat zij er kennis van hebben gekregen, deze inbreuk hebben aangeklaagd op eerstvolgende vergadering.

Bijvoorbeeld:

o doeloverschrijdende handelingen,
o miskennen van de alarmbelprocedure,
o het ontslag van een bestuurder niet publiceren,…

De aansprakelijkheid ontstaat zodra de inbreuk vaststaat, het bewijs van een persoonlijke fout is niet nodig.

Uiteraard volstaat het niet om alleen de schade en de fout aan te tonen, maar moet de schade ook het gevolg zijn van die fout, zo niet staat er geen vordering open wegens gebrek aan belang.

Voor de bestuurdersaansprakelijkheid inzake faillissement, verwijzen wij naar onze specifieke nieuwsbrief over dit thema.

  • Verjaring (Artikel 198 W. Venn.).

Ten aanzien van de vennootschapsvordering, kunnen de bestuurders tot 5 jaar na hun fout aansprakelijk worden gesteld, tenzij ze deze met opzet verborgen hebben gehouden. In dat laatste geval begint de verjaringstermijn pas te lopen vanaf de ontdekking van de fout.

De vennootschapsvordering kan daarenboven enkel ingesteld worden indien de bestuurder geen kwijting/décharge heeft verkregen, en deze kwijting rechtsgeldig tot stand is gekomen met kennis van zaken in hoofde van de aandeelhouders.

De vordering op basis van een buitencontractuele fout verjaart na 20 jaar en de vordering op basis van een contractuele fout na 10 jaar.

Heeft U nog vragen over regelgeving aangaande bestuurdersaansprakelijkheid of wenst U een advies in een concrete situatie, of bent U op zoek naar bijstand bij het opstellen van uw overeenkomsten die betrekking hebben op bestuurdersmandaten? Aarzel dan niet om onze specialisten te contacteren.

Wij verwijzen ook naar onze nieuwsbrief over bestuurdersaansprakelijkheid na het faillissement.

dotted_texture