19/10/20

Mobiliteitsproblemen bij de zaak van de wegen

Met het arrest nr. 247.984 van 1 juli 2020 in de zaak A. 225.122/X-17.224 doet de Raad van State uitspraak in een interessant omgevingsvergunningsdossier bij de gemeenteraad waarin mobiliteitsproblemen over de zaak van de wegen opduiken. Het arrest zet de bakens uit voor de wijze waarop de gemeenteraad in de vergunningsprocedure moet omgaan met bezwaarschriften die alluderen op mobiliteitsproblematiek.

Onderdeel van de vergunningsprocedure

Als een omgevingsvergunningsaanvraag wegeniswerken omvat waarover de gemeenteraad beslissingsbevoegdheid heeft, moet die gemeenteraad eerst een beslissing nemen over de zaak van de wegen vooraleer het college van burgemeester en schepenen een beslissing kan nemen over de vergunningsaanvraag1.

Dit kan het geval zijn bij verkavelingsaanvragen die wegeniswerken omvatten, en bij vergunningsaanvragen voor groepswoningbouw met aanleg van wegen of voor de aanleg van wegen alleen. Het is niet eenvoudig om de situaties waarin de tussenkomst van de gemeenteraad vereist is, correct af te lijnen. Dit zal steeds in concreto moeten worden onderzocht2.

De exclusieve en autonome bevoegdheid van de gemeenteraad moet volgens de administratieve rechter duidelijk worden onderscheiden van de bevoegdheid van de vergunningverlener om te oordelen over de vergunningsaanvraag3.

Pas nadat de gemeenteraad de voorgestelde wegenisaanvraag heeft goedgekeurd, waardoor de toekomstige wegenis meestal gratis wordt opgenomen in de openbare wegenis van de gemeente, kan het college van burgemeester de omgevingsvergunning voor het bouwen van het vastgoedproject afleveren.
 

Gesignaleerde mobiliteitsproblemen…

In het arrest van 1 juli 2020 spreekt de Raad van State zich uit over een beroep van enkele omwonenden tegen een wooninbreidingsproject bestaande uit 82 bouwloten en een toegangsweg. Tijdens het openbaar onderzoek werd er in enkele bezwaarschriften op gewezen dat de voorgestelde ontsluiting zou moeten gebeuren via een straat die onvoldoende breed is, zonder fiets- of voetpad en met een landbouwsas tegen sluipverkeer.

De gemeenteraad had oog voor deze mobiliteitsproblemen, en motiveerde dat er flankerende maatregelen worden getroffen door “een werkgroep op te richten met een vertegenwoordiging van drie buurtbewoners, een expert mobiliteit en maximaal één lid per politieke fractie in de gemeenteraad”. Deze werkgroep zou werk maken van flankerende maatregelen om de mobiliteitshinder binnen de perken te houden.
 

. vereisen een rechtszekere oplossing

Deze oplossing wordt niet aanvaard. De Raad van State brengt eerst het principe in herinnering dat wanneer de gemeenteraad het tracé van de wegen bepaalt, hij een verordenende bevoegdheid uitoefent waarbij de algemeenheid van de geadresseerden vooropstaat.

De Raad van State stelt verder vast dat de problematiek van de aansluiting van de verkavelingsweg op de bestaande wegenis verschoven werd naar een later, onbepaald tijdstip, zonder dat op een rechtszekere manier een oplossing is geboden voor het door de gemeenteraad erkende mobiliteitsprobleem. Het blijkt volgens de Raad niet welk rechtens verantwoord motief er was om ten tijde van het bestreden besluit aan te nemen dat de nieuwe verkavelingsweg op gepaste wijze aansluit op het bestaande wegennetwerk. Het gemeenteraadsbesluit wordt vernietigd.

Het arrest van 1 juli 2020 toont aan dat het luik van de ‘zaak van de wegen’ binnen de hele vergunningsprocedure niet kan worden veronachtzaamd. Indien er onvoldoende aandacht wordt besteed aan gesignaleerde mobiliteitsproblemen, dreigt de realisatie van het hele project op de helling komen te staan.

Auteur:
Joris Gebruers
Advocaat


1 Artikel 31, eerste lid Omgevingsvergunningsdecreet (voorheen art. 4.2.25 VCRO).

Enkele aanknopingspunten kunnen worden gevonden bij de ‘Toelichtingsnota: Beslissingsbevoegdheid van de gemeenteraad over de zaak van de wegen’ van het departement Ruimte Vlaanderen.

RvS 12 januari 2009, nr. 189.415, nv Extensa en RvVb 16 oktober 2018, nr. A/1819/0191, Haelterman.

dotted_texture