I. BEGUNSTIGING VAN DE LANGSTLEVENDE ECHTGENO(O)T(E)
De grootste bezorgdheid van echtgenoten in het kader van hun successieplanning is dikwijls het verzorgd achterlaten van de langstlevende partner. Over het algemeen wenst men om deze reden dan ook in eerste instantie te voorzien in de maximale begunstiging van de langstlevende onder hen, waarbij het vermogen pas bij het overlijden van de langstlevende overgaat naar de kinderen (= de zogenaamde horizontale planning). Indien mogelijk willen echtgenoten hiervoor op fiscaal vlak uiteraard niet afgestraft worden. Het betalen van erfbelasting op vermogen dat zij (mede) hebben opgebouwd, voelt voor velen onrechtvaardig aan.
a) Het (optioneel) finaal verrekenbeding
Een in de praktijk populaire planningstechniek bij echtgenoten gehuwd onder een stelsel van scheiding van goederen was lange tijd het (optioneel) finaal verrekenbeding. Evenwel, ingevolge het Vlaamse Decreet van 8 december 2017, worden echtgenoten die zich beroepen op het finaal verrekenbeding op heden fiscaal afgestraft.
b) Het beding van aanwas
Een alternatief werd al snel gevonden in het beding van aanwas. De echtgenoten komen desgevallend overeen dat het aandeel van de eerststervende echtgeno(o)t(e) in een bepaald goed door aanwas zal toekomen aan de langstlevende onder hen. Op fiscaal vlak is het beding van aanwas interessant aangezien het gaat om een overeenkomst ten bezwarende titel (kanscontract), zodat de overdracht van het aandeel van de eerststervende echtgeno(o)t(e) aan de langstlevende onder hen niet onderworpen zal zijn aan schenk- of erfbelasting. Indien het beding van aanwas betrekking heeft op een onroerend goed, moet er wel rekening te worden gehouden met het verkooprecht.
VLABEL koppelt aan het beding van aanwas evenwel een aantal voorwaarden, waaraan moet zijn voldaan om te kunnen genieten van de fiscale voordelen. Het gaat met name om:
- een gelijkaardige levensverwachting;
- een gelijkwaardige inbreng door beide echtgenoten.
Beide vereisten worden afzonderlijk beoordeeld en kunnen elkaar volgens VLABEL niet compenseren.
c) Het verblijvingsbeding met betrekking tot onverdeelde goederen
Uit een recent gepubliceerde voorafgaande beslissing van de Vlaamse Belastingdienst (VB 19053 dd. 21 oktober 2019), blijkt nu dat een tussen echtgenoten (gehuwd onder het stelsel van scheiding van goederen) bestaande onverdeeldheid, ingevolge een verblijvingsbeding onbelast (schenk-of erfbelasting) kunnen worden toebedeeld aan de langstlevende echtgeno(o)t(e).
Deze ‘nieuwe’ planningstechniek is interessant aangezien, voormelde voorwaarden gekoppeld aan het beding van aanwas hier niet spelen. Wel is deze planningstechniek enkel mogelijk tussen echtgenoten.
II. HET VERBLIJVINGSBEDING MET BETREKKING TOT ONVERDEELDE GOEDEREN ONBELAST VOLGENS VLABEL
De echtgenoten waren aanvankelijk gehuwd onder het wettelijk stelsel. Enkele jaren geleden kozen de echtgenoten er evenwel voor om over te stappen naar het stelsel van scheiding van goederen. Op heden wensen de echtgenoten hun huwelijkscontract nog verder te wijzigen door aan hun onverdeelde goederen een verblijvingsbeding ten voordele van de langstlevende echtgeno(o)t(e) te koppelen. Ingevolge dit beding komen deze goederen, door uitwerking van het huwelijkscontract en aldus bij huwelijksvoordeel, bij overlijden van de eerststervende echtgeno(o)t(e) in volle eigendom toe aan de langstlevende echtgeno(o)t(e).
Het verblijvingsbeding zou betrekking hebben op drie ‘soorten’ van onverdeeldheden:
- de goederen die de echtgenoten in onverdeeldheid aanhouden ingevolge de overstap van het wettelijk stelsel, met een gemeenschap van aanwinsten, naar het stelsel van scheiding van goederen;
- het deel van hun beroepsinkomsten die zij aanhouden op een gemeenschappelijke rekening, waardoor deze goederen geacht worden onverdeeld te zijn;
- een onroerend goed dat meneer zal inbrengen in de onverdeeldheid.
De aanvragers argumenteren dat deze techniek niet belastbaar is met schenk-of erfbelasting, en VLABEL sluit zich hierbij aan, omwille van volgende redenen:
Artikel 2.7.1.0.2 VCF belast goederen die worden verkregen uit de nalatenschap, via wettelijke devolutie, uiterste wilsbeschikking of contractuele erfstelling met erfbelasting. De langstlevende verkrijgt evenwel niets uit de nalatenschap, maar verkrijgt ingevolge de vereffening-verdeling van het huwelijksvermogensstelsel. Dit artikel kan dus niet worden toegepast.
Artikel 2.7.1.0.3,3° VCF en artikel 2.7.1.0.5 VCF zijn enkel van toepassing op schenkingen, en niet op huwelijksvoordelen zoals in casu het geval. Artikel 2.7.1.0.3,3° VCF belast namelijk met erfbelasting schenkingen van roerende goederen die de erflater zou hebben gedaan onder opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker. Artikel 2.7.1.0.5 VCF belast schenkingen van roerende goederen, die niet werden onderworpen aan schenkbelasting, gedaan binnen de drie jaar voor het overlijden van de schenker. Aangezien er geen sprake is van een schenking, kunnen deze artikelen niet worden toegepast.
Artikel 2.7.1.0.4 VCF belast ieder huwelijksvoordeel waarbij de langstlevende echtgeno(o)t(e) meer dan de helft van het gemeenschappelijk vermogen verkrijgt. Het verblijvingsbeding heeft evenwel geen betrekking op het gemeenschappelijk vermogen, maar op een onverdeeldheid. Bijgevolg kan er ook geen belasting op basis van dit artikel plaatsvinden.
Verder wordt tevens bevestigd dat ook de algemene antimisbruikbepaling niet speelt. Deze bepaling kan namelijk enkel worden toegepast indien de specifieke misbruikbepalingen geen toepassing vinden.
Tot slot wijst VLABEL er nog op dat met betrekking tot onroerende goederen rekening moet worden gehouden met de verschuldigdheid van verdeelrecht/verkooprecht.
Echtgenoten die de langstlevende onder hen willen bevoordelen, zonder een zwaar fiscaal prijskaartje te betalen, kunnen aldus deze ‘nieuwe’ planningstechniek overwegen.