Een vennootschap kan naar aanleiding van de winstverdeling van het boekjaar een deel van haar winst uitkeren aan haar bedrijfsleiders in de vorm van tantièmes. Dergelijke toekenning wordt in hoofde van de bestuurders beschouwd als bestuurdersbezoldiging, wat maakt dat de tantièmes voor de uitkerende vennootschap in principe een aftrekbare beroepskost vormt. Hierin onderscheidt de tantième zich van een dividend, dat wordt toegekend aan de aandeelhouders van de vennootschap en deel uitmaakt van de belastbare winst.
De vraag die wij hierbij stellen is of de algemene vergadering een tantième kan toekennen aan een bedrijfsleider die op datum van de algemene vergadering geen zaakvoerder of bestuurder meer is?
Het Hof van Cassatie heeft deze vraag positief beantwoord en geoordeeld dat het de algemene vergadering vrij staat om tantièmes toe te kennen aan bestuurders die door hun prestaties hebben bijgedragen tot het resultaat van het desbetreffende boekjaar, ook al zijn deze op het ogenblik van de beslissing van de algemene vergadering geen bestuurders meer van de vennootschap (Cass. 24 oktober 2013, C.12.0288.N).
De omgekeerde vraag kan eveneens worden gesteld: kunnen tantièmes toegekend worden aan bedrijfsleiders die weliswaar in functie zijn op het ogenblik van de algemene vergadering, maar die nog geen bedrijfsleider waren tijdens het boekjaar waarover de algemene vergadering beslist? In het kader van artikel 49 WIB 1992 is het niet ondenkbaar dat de fiscus de aftrek van dergelijke tantièmes zal verwerpen. De bedrijfsleider heeft immers geen prestaties geleverd in het betreffende boekjaar en heeft evenmin bijgedragen tot de verwezenlijking van de winst, zodat er met andere woorden gesteld kan worden dat er geen prestaties zijn die deze kost als aftrekbare beroepskost zouden kunnen verantwoorden.