Met een arrest nr. 233.609 van 26 januari 2016, heeft de Raad van State, in artikel 71, vierde lid, van haar eigen procedurereglement, de bepaling vernietigd die de betaling van de rolrechten oplegde, door de schuldenaar van deze rechten, binnen de 8 dagen na ontvangst van het overschrijvingsformulier.
Diegene die vertrouwd zijn bij Raad van State zullen de hervorming ervan in 2014 niet vergeten zijn. Deze hervorming heeft onder andere een nieuwe mechanisme ingesteld voor de betaling van de rolrechten door de steller van bepaalde procedurehandelingen voor het hoogste administrative rechtscollege. Voorheen werden deze rechten in debet ingeschreven. De ontvanger der registratierechten was met de invordering ervan belast. Deze vorderingen, van een over het algemeen bescheiden bedrag, waren echter niet prioritair voor de ontvanger die veelal nooit over ging tot het nastreven van de betaling ervan. Om te komen tot een effectieve inning van de rolrechten door de Schatkist, heeft de hervorming van 2014 het principe ingesteld volgens hetwelk de betaling ervan gelijktijdig diende te gebeuren met het indienen van verzoekschriften die de aanleiding daarvan vormen (met uitzondering van de publiekrechtelijke rechtspersonen). Aangezien de fiscale zegels niet langer bestaan, heeft de hervorming gekozen voor betaling van deze rechten door overschrijving of storting op een rekening bij de FOD Financiën. De hervorming voorzag dat de bovenstaande rekening moest zijn gecrediteerd met het bedrag van deze rechten binnen de acht dagen na ontvangst van de uitnodiging tot betalen, verstuurd door de griffie. Bij gebreke hiervan, werd de proceshandeling waarop de kwijting betrekking heeft als niet verricht beschouwd, met alle drastische gevolgen die hieruit voortvloeiden voor de steller ervan.
De korte duur van de aan de schuldenaar van de rolrechten verleende termijn om de betaling te verrichten, evenals de zwaarte van de sanctie die verbonden werd aan de niet-naleving van deze termijn, lagen ten oorsprong van enig angstzweet bij menig advocaat vertrouwd bij de Raad van State. Kort na de inwerkingtreding van de hervorming van 2014, hebben de nieuwe bepalingen van het procedurereglement met betrekking tot de betaling van de rolrechten het onderwerp uitgemaakt van verschillende vorderingen tot nietigverklaring bij de Raad van State zelf. Het arrest nr. 233.609 van 26 januari 2016 is de uitspraak over een van deze.
De Raad van State vindt dat het opleggen van de betaling van de rolrechten gelijktijdig met de introductie van de handeling waarop de kwijting betrekking heeft geen beperking van de toegang tot de rechter inhoudt. Hetzelfde geldt voor de gevorderde bedragen (150 of 200 euro al naargelang het geval) die volgens de Raad niet onoverkomelijk zijn.
Het hoogste administratieve rechtscollege is ook van mening dat het feit dat publiekrechtelijke rechtspersonen aan de verplichting ontsnappen om de betaling van de hiervoor genoemde rechten ten tijde van het stellen van de handeling te verrichten, het voorwerp uitmaakt van een objectieve rechtvaardiging die het verschil in behandeling toelaatbaar maakt in het licht van het gelijkheidsbeginsel.
Met betrekking tot de termijn van 8 dagen, merkt de Raad van State vooreerst op dat de hervorming nergens de korte termijn rechtvaardigt. De Raad merkt vervolgs op dat de rechtzoekende niet over de mogelijkheid beschikt om de rechten op voorhand te betalen en bovendien geen controle heeft over de datum waarop de uitnodiging tot betaling aan hem zal worden toegestuurd, noch over de tijd die nodig zal zijn voor zijn bank om de overschrijving uit te voeren. De Raad van State oordeelt dat, gezien de zware straf die verbonden werd aan de niet-naleving van de betwiste termijn, de kern van het recht op toegang tot de rechter wordt ondermijnd.
Bijgevolg, heeft het arrest, in artikel 71, vierde lid van het procedurereglement de woorden "binnen een termijn van acht dagen te rekenen vanaf de ontvangst van het overschrijvingsformulier" vernietigd. Momenteel is de betaling van de rolrechten dus niet langer onderworpen aan een termijn en kan deze dus geschieden tot de sluiting van de debatten.
Charles-Henri de la Vallée Poussin (charleshenri.delavalleepoussin@cms-db.com)
Youri Musschebroeck (youri.musschebroeck@cms-db.com)