De Raad voor de Mededinging heeft het Beroepsinstituut van Vastgoedmakelaars veroordeeld omdat het de prijzen van makelaars heeft beïnvloed.
In zijn beschikking van 16 augustus 2010 heeft de Raad voor de Mededinging het Beroepsinstituut van Vastgoedmakelaars veroordeeld voor inbreuken op het mededingingsrecht.
Het Beroepsinstituut van Vastgoedmakelaars (BIV) is een publiekrechtelijke beroepsorganisatie wiens hoofddoel erin bestaat het beroep te regelen en de naleving van de plichtenleer te waarborgen.
Na de door het Auditoraat geleide instructiefase heeft de Raad zich uitgesproken over de overeenstemming van het aanbevolen minimumtarievensysteem t.o.v. het mededingingsrecht. In 2008 werd immers een lid geschorst omdat die te lage prijzen zou hebben aangerekend. Een Gents kantoor werkte tegen een vast bedrag in plaats van een percentage.
In de lijn van de Europese rechtspraak heeft de Raad beslist dat elke rechtstreekse of onrechtstreekse beïnvloeding door een ondernemingsvereniging van de prijzen die door haar leden worden gehanteerd een ernstige inbreuk op de mededingingsregels uitmaakt. Door dit systeem werd immers de vrije mededinging aanzienlijk belemmerd.
De Raad heeft het standpunt van het BIV niet gevolgd. Het BIV had de nadruk gelegd op het feit dat het opstellen van zo’n minimumtarieven deel van zijn openbare opdracht van deontologische toezichthouder uitmaakte. De Raad heeft geoordeeld dat het opleggen en de mededeling van minimumtarieven niet beschouwd mogen worden als een uitvoering van de publiekrechtelijke taken die aan het BIV werden toegekend, aangezien er andere middellen bestaan om de instemming met de deontologische regels na te gaan.
De Raad volgde de auditeur met betrekking tot de schorsing van het lid echter niet, en oordeelde dat de schorsing geen inbreuk was omdat het niet te bewijzen viel dat dit te maken had met het toegepaste tarief.
De Raad heeft geen boete opgelegd, maar verplicht het BIV om de beslissing kenbaar te maken aan haar leden, onder meer via publicatie op zijn website.
In deze zaak heeft De Raad het mededingingsprincipe herhaald volgens hetwelk elke ondernemer zijn prijs moet kunnen bepalen en dat beroepsverenigingen die vrijheid niet in het gedrang mogen brengen.