27/03/15

Continuïteit van de ondernemingen : het minnelijk akkoord onderworpen aan homologatie door de rechtbank ?

1 Inleiding

Volgens de Wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen (WCO) kan de debiteur twee types van minnelijk akkoord afsluiten:  (1) het buitengerechtelijk minnelijk akkoord (artikel 15 WCO) en (2) het minnelijk akkoord in de procedure van gerechtelijke reorganisatie (artikel 43 WCO).

Beide minnelijke akkoorden hebben een gelijkaardige werking:

• ze vereisen een akkoord tussen de debiteur in moeilijkheden en minstens twee schuldeisers (om een face to face te vermijden);
• het principe van de relativiteit van overeenkomsten is op beide akkoorden van toepassing (geen enkele bepaling kan derden binden);
• eens afgesloten genieten beide types minnelijke akkoorden van een bijzondere bescherming in geval van een later faillissement waarin ze beiden tegenstelbaar zijn aan de faillissementsboedel2.

Ondanks de gelijkenissen, verschilt het buitengerechtelijk minnelijk akkoord van het akkoord dat werd gesloten in de procedure van gerechtelijke reorganisatie:

• bij het buitengerechtelijk minnelijk akkoord dient men geen verzoekschrift in te dienen, en is het niet vereist dat de voorwaarden voor het openen van een procedure van gerechtelijke procedure zijn vervuld (te weten "de continuïteit van de onderneming is onmiddellijk of op termijn bedreigd") ;
• in tegenstelling tot een minnelijk akkoord in de procedure van gerechtelijke reorganisatie, geniet een buitengerechtelijk minnelijk akkoord niet van opschorting;
• het minnelijk akkoord in de procedure van gerechtelijke reorganisatie, hoewel ingediend ter griffie van de bevoegde rechtbank van koophandel, blijft geheim. Derden kunnen van de inhoud en indiening ter griffie van het akkoord geen kennis nemen, tenzij met het uitdrukkelijk akkoord van de debiteur.


Een wetsvoorstel3 tot wijziging van de regels van toepassing op het buitengerechtelijk minnelijk akkoord werd ingediend teneinde de debiteur de mogelijkheid te bieden om het minnelijk akkoord te laten homologeren door de rechtbank.

2 Het wetsvoorstel en de voorgestelde wijzigingen
a) Het buitengerechtelijk minnelijk akkoord : kritiek

Op voorwaarde dat het buitengerechtelijk minnelijk akkoord gesloten is met het oog op de reorganisatie van de onderneming of op het herstel van de financiële situatie, is dit akkoord (gedeeltelijk4) beschermd in geval van een later faillissement.

Deze bescherming werd sterk bekritiseerd. Het is immers erg onlogisch om een - zij het gedeeltelijke - bescherming te bieden aan een akkoord waarvan noch een rechtbank noch een schuldeiser die geen partij is bij het akkoord de inhoud ervan kan controleren.

Het hierboven vermelde wetsvoorstel tracht deze problematiek op te lossen.

b) de voorgestelde oplossing : een controle op het buitengerechtelijk minnelijk akkoord

Het wetsvoorstel onderwerpt het buitengerechtelijk minnelijk akkoord aan een homologatie door de rechtbank. De rechtbank kan het buitengerechtelijk minnelijk akkoord enkel weigeren indien dit kennelijk strijdig is met de economische belangen van de schuldeisers die niet betrokken zijn in het minnelijk akkoord (art. 2 §5 van het voorstel). Enkel in geval van homologatie is het akkoord tegenstelbaar aan de schuldeisers in een later faillissement.

c) Kritische bedenkingen

Het voorstel lost het probleem slechts gedeeltelijk op. Het wetsvoorstel bevestigt immers dat het buitengerechtelijk minnelijk akkoord geheim blijft omdat derden ervan geen kennis kunnen nemen tenzij met het uitdrukkelijk akkoord van de debiteur, de beslissing van de rechtbank op geen enkele wijze wordt gepubliceerd, en omdat de schuldeisers op geen enkele wijze worden geïnformeerd (meer bepaald is er geen kennisgeving van de opening van de procedure). De schuldeisers, geenszins geïnformeerd, hebben dus niet de mogelijkheid om hun standpunt kenbaar te maken en hun eventuele bezwaren te uiten.

Het wetsvoorstel biedt dus geen oplossing voor het gebrek aan publiciteit van het buitengerechtelijk minnelijk akkoord: op dit ogenblik bevat de WCO geen enkele vorm van publiciteit voor het buitengerechtelijk minnelijk akkoord (volledig geheim). Het wetsvoorstel verandert dit niet.

Bovendien biedt de voorgestelde homologatieprocedure geen enkele bescherming voor de schuldeisers die geen deel uitmaken van het minnelijk akkoord: hoe dient een rechtbank te oordelen over de economische belangen van schuldeisers die geen partij zijn bij het minnelijk akkoord, indien dit uitsluitend gebeurt op verzoek van diegenen die wel partij zijn bij het minnelijk akkoord? Het valt inderdaad te verwachten dat deze personen zich niet in de eigen voeten zullen schieten...


3 Conclusie : een pleister op een houten been ?

Sinds haar inwerkingtreding is de WCO meermaals bekritiseerd, voornamelijk vanuit het standpunt van de schuldeisers (die meer bepaald het misbruik van de WCO door debiteurs in moeilijkheden wijten aan een gebrek aan informatie aan de schuldeisers).

De wetgever is hieraan tegemoet gekomen door met de wet van 27 mei 2013 verschillende verbeteringen aan de WCO aan te brengen. Deze wet heeft echter niet alle kritieken uit de wereld geholpen. Het minnelijk akkoord is hiervan een perfect voorbeeld. Zoals hierboven uiteengezet, lost het wetsvoorstel van 25 september 2014 het actueel probleem slechts gedeeltelijk op.

Een mogelijk alternatief zou kunnen zijn om:
• het buitengerechtelijk minnelijk akkoord af te schaffen en enkel het minnelijk akkoord in de WCO procedure te laten bestaan;
• de rechterlijke controle zoals voorgesteld in het wetsvoorstel (akkoord niet manifest strijdig met de economische belangen van de schuldeisers geen partij bij het akkoord) op te nemen in de procedure van gerechtelijke reorganisatie door minnelijk akkoord, aangezien dit minnelijk akkoord tot op heden aan (bijna) geen enkele controle is onderworpen.

Deze oplossing zou minstens de verdienste hebben om verschillende vormen van publiciteit op te leggen (bekendmaking van de opening van de procedure en publicatie in het Belgisch Staatsblad), hetgeen de schuldeisers die geen partij zijn bij het akkoord de mogelijkheid biedt om zich kenbaar te maken, hun rechten te laten gelden, en desgevallend zich te verzetten tegen de homologatie van het minnelijk akkoord.

  1. Naast de mogelijkheid om een collectief akkoord te sluiten of een (gedeelte) van de onderneming over te dragen binnen gerechtelijke reorganisatie.
  2. Buitenwerkingstelling van de artikelen 17, 2° en 18 van de Faillissementswet. De andere bepalingen betreffende de verdachte periode blijven ten volle van toepassing.
  3. Parl. St., S-O 54, 0338/001, wetsvoorstel van 25 september 2014.
  4. Buitenwerkingstelling van de artikelen 17,2° et 18 van de Faillissementswet. De andere bepalingen betreffende de verdachte periode blijven ten volle van toepassing.
  5. Er bestaat uitsluitend een controle op de voorwaarden van de opening van de gerechtelijke reorganisatie, maar geenszins een controle op de inhoud van het minnelijk akkoord.
dotted_texture