Sedert 10 januari 2015, heeft de Europese Verordening nr. 1215/2012 van 12 december 2012, de Europese Verordening nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, vervangen.
Op 12 december 2012 werd een nieuwe Europese Verordening aangenomen betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken. De nieuwe Verordening nr. 1215/2012 is in werking getreden op 10 januari 2015 en vervangt de Verordening 44/2001 van 22 december 2000 (de « Brussel I » Verordening).
Deze nieuwe Verordening voorziet bevoegdheidsregels die gunstiger zijn voor de consumenten, maar eveneens voor de werknemers binnen de Europese Unie. In feite zijn de bevoegdheidsregels van de hervormde « Brussel I » Verordening bedoeld om de werknemer, als zwakke partij in de arbeidsovereenkomst, te beschermen.
Sinds 10 januari 2015 worden de bevoegdheidsregels voor de geschillen met betrekking tot de « individuele arbeidsovereenkomsten » voornamelijk opgenomen in afdeling 5 (artikels 20 tot 23) van de Verordening.
Zo kan de werknemer zijn werkgever in principe voor de rechtbank van zijn woonplaats dagen, zelfs indien de werkgever geen woonplaats heeft in deze Lidstaat. De Europese Verordening nr. 1215/2012 geeft bovendien de mogelijkheid aan de werknemer om zijn werkgever te dagen voor de rechtbanken van de plaats waar hij zijn arbeid gewoonlijk verricht. De werknemer kan eveneens de rechtbank vatten van de plaats "van waaruit" hij gewoonlijk werkt, of van de "laatste plaats" waar hij gewoonlijk heeft gewerkt.
De bepaling van de gewoonlijke of hoofdzakelijke werkplaats, evenals de verwoording van de verschillende mogelijkheden, zullen aanleiding geven tot vragen en moeilijkheden als de arbeidsprestatie plaats vindt in verschillende Lidstaten of als de arbeidsprestaties opeenvolgend worden verricht in verschillende Lidstaten. In ondergeschikte orde, kan de werknemer die niet gewoonlijk in eenzelfde land werkt of heeft gewerkt, zijn werkgever voor het gerecht dagen van de plaats waar zich de vestiging bevindt of bevond die de werknemer in dienst heeft genomen. Deze bevoegdheidsmogelijkheden staan nu open voor de werknemer, zelfs indien de werkgever geen woonplaats heeft op het grondgebied van de Europese Unie.
De vordering van de werkgever kan slechts worden gebracht voor de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de werknemer woonplaats heeft.
De partijen kunnen slechts afwijken van de bevoegdheidsregels van de Europese Verordening in twee gevallen: de overeenkomst kent aan de werknemer de mogelijkheid toe om de zaak bij andere gerechten dan deze voorzien in de Verordening aanhangig te maken, of de overeenkomst over de bevoegdheid is gesloten na het ontstaan van het geschil.
Wat te onthouden?
Een werknemer die zijn werkgever voor het gerecht wil dagen kan dit doen voor de rechtbank van zijn woonplaats, zelfs indien de werkgever geen woonplaats heeft in deze Lidstaat.
Een werkgever van buiten de Europese Unie zou in de toekomst geroepen kunnen worden om zich te verdedigen tegen een vordering in rechte door één van zijn werknemers in de rechtbanken van een Lidstaat van de Europese Unie.
Een ander gevolg van de hervorming van de "Brussel I" Verordening gaat over de werknemers die op hetzelfde ogenblik worden tewerkgesteld door verschillende werkgevers. Een eventueel geschil tegen meerdere verweerders, kan nu behandeld worden voor éénzelfde rechtbank in één enkele Lidstaat.