Op 9 september 2014 heeft het Gerecht van de EU een beslissing van de Europese Commissie inzake de luchthavengelden op de luchthaven van Lübeck vernietigd. Het Gerecht oordeelde dat de beoordeling inzake de selectiviteit van de maatregel niet voldoende was gemotiveerd.
In 2006 opende de Europese Commissie haar formele onderzoeksprocedure t.o.v. de luchthaven van Lübeck. In de aangevochten beslissing oordeelde ze dat het systeem inzake de luchthavengelden, dat gebaseerd was op een lokaal luchthavenreglement van 2006, selectief was aangezien het enkel van toepassing was op luchtvaartmaatschappijen die gebruik maakten van de luchthaven van Lübeck.
Het Gerecht is niet overtuigd van deze redenering en herhaalt dat om de selectiviteit van een bepaalde maatregel na te gaan, er moet worden onderzocht of deze maatregel een voordeel betekent voor bepaalde ondernemingen ten opzichte van andere ondernemingen die zich in een feitelijk en juridisch vergelijkbare situatie bevinden.
Het Gerecht concludeert dat in Duitsland wordt voorzien dat elke luchthavenbeheerder zelf de tariefstructuur van de luchthavengelden op zijn luchthaven bepaalt en dat het reglement van 2006 dus enkel betrekking kan hebben op de luchthavengelden die van toepassing zijn op de luchthaven van Lübeck. De luchtvaartmaatschappijen die op andere Duitse luchthavens actief zijn, zijn onderworpen aan andere reglementen en bevinden zich dus niet in een vergelijkbare situatie.
De Commissie had met andere woorden moeten nagaan of alle luchtvaartmaatschappijen die gebruik (wensen te) maken van de luchthaven van Lübeck, van hetzelfde voordeel hebben kunnen genieten. De situatie van de luchtvaartmaatschappijen die de luchthaven niet (willen) gebruiken is daarbij niet pertinent.
De laatste jaren zocht de Europese Commissie systematisch haar toevlucht in de toepassing van het private-investeerderprincipe in verband met kortingen op luchthavengelden die door luchthavens aan luchtvaartmaatschappijen werden toegekend. In een aantal recente enquêtes werd zo steeds aan de betrokken luchthavens gevraagd om de rentabiliteit van hun toegepaste kortingen aan te tonen om zo staatssteun uit te sluiten.
Het Lübeck-arrest van het Gerecht lijkt nu een halt toe te roepen aan deze gang van zaken.
Indien een luchthaven beslist haar luchthavengelden te verlagen of te kiezen voor een degressief kortingssysteem dat beperkt is in de tijd en ze dit doet op basis van objectieve criteria die van toepassing zijn op alle luchtvaartmaatschappijen die actief (wensen te) zijn op de luchthaven, kan er geen sprake zijn van een voordeel en bijgevolg ook niet van staatssteun. Een controle van de Commissie is dan ook uitgesloten.