23/10/13

Creditors with a contested claim to be protected in new capital restructuring measures.

Onlangs werd in de bevoegde Kamercommissie een wetsvoorstel goedgekeurd dat de bescherming van schuldeisers met een betwiste schuldvordering beoogt.

Het Wetboek van vennootschappen bevat een aantal bepalingen die de belangen beschermen van de schuldeisers van vennootschappen die een kapitaalherschikking doorvoeren zoals een fusie, splitsing, of kapitaalvermindering. Enerzijds kunnen de schuldeisers van elke vennootschap die deelneemt aan dergelijke kapitaalherschikking een bijkomende zekerheidstelling vragen voor schuldvorderingen die ontstaan zijn vóór de bekendmaking van de akte die de herstructurering doorvoert en die op dat moment nog niet zijn vervallen, en anderzijds blijven de verkrijgende vennootschappen hoofdelijk gehouden tot betaling van de zekere en opeisbare schulden die bestaan op de dag dat voormelde akten zijn bekendgemaakt. Deze beschermingsmaatregelen beogen een bescherming van schuldeisers die over een “zekere en opeisbare schuldvordering” beschikken.

Het Hof van Cassatie sprak zich in een arrest van 14 oktober 2011 uit over de precieze draagwijdte van het begrip "zeker en opeisbare schulden". Het Hof besliste dat een verbintenis die voortvloeit uit een voor hoger beroep vatbaar vonnis en die niet voorlopig uitvoerbaar verklaard is, geen zekere en opeisbare schuld inhoudt. Daardoor komt dergelijke vordering niet in aanmerking voor de schuldeisersbescherming die het Wetboek van Vennootschappen organiseert bij herstructurering van vennootschappen.

De stelling die het Hof van Cassatie ingenomen heeft, deed op zijn minst besluiten dat de door het Wetboek van Vennootschappen voorziene bescherming van schuldeisers zeer precair was. Dit arrest kreeg dan ook heel wat negatieve kritiek.

In de Kamercommissie werd recentelijk een wetsontwerp goedgekeurd dat tegemoet komt aan de kritiek op bovenvermeld arrest van het Hof van Cassatie en dat de bescherming van schuldeisers van vennootschappen die deelnemen aan een kapitaalherschikking uitbreidt naar vorderingen “waarvoor in rechte of via arbitrage een bezwaar werd ingesteld”. In de praktijk zal de schuldeiser de vennootschap die een kapitaalherschikking wenst door te voeren wellicht om een zekerheid verzoeken en zich, in geval van weigering, tot de rechtbank of het arbitraal college wenden. Deze zal oordelen over de schijn van recht waarover de schuldeiser ten aanzien van de vennootschap beschikt om dergelijke zekerheid te eisen. Slechts in de mate waarin deze schuldvordering gegrond lijkt, zal de rechter de toekenning van een zekerheid toestaan.

Het wetsontwerp, dat intussen door de Senaat werd aangenomen, zal wellicht nog voor het einde van het jaar definitief in de Kamer worden goedgekeurd. Het wetsontwerp is echter op diverse punten vatbaar voor kritiek. Het is vooreerst onduidelijk of de bescherming enkel geldt voor schuldeisers die reeds een procedure voor een rechtbank of scheidsgerecht hebben ingeleid en met andere woorden aldus niet geldt voor schuldeisers die enkel een ingebrekestelling hebben verstuurd. Bovendien lijkt het erop dat de bescherming van schuldeisers met betwiste schuldvorderingen enkel zal gelden voor kapitaalherschikkingen in naamloze vennootschappen. Het wetsontwerp voorziet immers enkel in een wijziging van de artikelen 613 (kapitaalvermindering); 684 en 686 (fusie en splitsing); 766 en 767 (inbreng van een algemeenheid of bedrijfstak) van het Wetboek van Vennootschappen. Het wetsontwerp voorziet aldus niet in een wijziging van de spiegelbepalingen voor besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (artikel 317 Wetboek van Vennootschappen) en de coöperatieve vennootschappen (artikel 426 Wetboek van Vennootschappen). Deze punten stroken niet met de ratio legis van het wetsontwerp en zijn wellicht louter vergissingen waarvan wij enkel kunnen hopen dat deze in de definitieve teksten worden rechtgezet.

dotted_texture