Is de Belgische wetgeving betreffende de verkoop met verlies, terug te vinden in de artikelen 101 en 102 van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming (WMPC), in overeenstemming met het Europese recht? Dit is hoofdzakelijk de vraag die het Europese Hof van Justitie weldra zal moeten beantwoorden.
Het Publicatieblad publiceerde immers op 6 oktober een prejudiciële vraag die in deze zin gesteld werd door de rechtbank van koophandel te Gent. Deze bevraagt het Hof meer bepaald over de overeenstemming van de Belgische wetgeving met de richtlijn 2005/29/EG betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten. De vraag zal neerkomen te weten of de wetgeving, die een professioneel, op enkele wettelijke uitzondering na, verbiedt om aan een consument een product met verlies aan te bieden of te verkopen met verlies, gericht is om de consument te beschermen en bijgevolg onder het toepassingsgebied van de richtlijn valt.
De Memorie van Toelichting van de WMPC bevestigt in elk geval uitdrukkelijk dat het verbod van verkopen met verlies aan de consument gericht is op zowel de bescherming van de mededinging als op de bescherming van consumenten (Memorie van Toelichting, Parl. St., 52 2340/001, p.29).
Men zal zich herinneren dat op dit vlak, in een arrest van 29 april 2009, het Hof reeds het principieel verbod, dat was opgenomen in de oude wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, van gezamenlijke aanbiedingen aan de consument heeft veroordeeld. (Gevoegde zaken C-261/07 en C-299/07, VTB-VAB / Total et Galatea / Sanoma).
Als gevolg van dit arrest heeft de Belgische wetgever het verbod van gezamenlijke aanbiedingen in de nieuwe WMPC niet opgenomen. Hij ging echter door met het reglementeren van meerdere handelspraktijken die gericht zijn op de consumenten, zoals de verkopen met verlies, de solden, de sperperiode of de uitverkoop.
De conformiteit van deze regels met de richtlijn 2005/29 werd echter in twijfel getrokken en meerdere prejudiciële vragen werden recentelijk aan het Hof van Justitie gesteld, met name met betrekking tot de uitverkoop en de sperperiodes. Deze laatste reglementering heeft bovendien aanleiding gegeven tot een arrest van 2 november 2012 van het Hof van Cassatie. In dit arrest beslist het hof dat de regels inzake de sperperiodes wel degelijk onder het toepassingsgebied van de richtlijn 2005/29 valt, wat de deur opent voor ondernemingen die promoties willen voeren in de periode voorafgaandelijk aan de solden.