Op de IT-professional rust de plicht om, alvorens over te gaan tot het afsluiten van een overeenkomst, bij zijn potentiële klant informatie in te winnen en deze voldoende te informeren.
Het doel van de precontractuele informatieplicht is tweeërlei. Ten eerste getuigt dit van zorgvuldig handelen: een potentiële klant alle relevante informatie meedelen, welke een normaal voorzichtige en redelijke IT-speler in dezelfde omstandigheden zou verstrekken, geldt als de algemene norm. Ten tweede vermijdt de IT-speler hiermee het risico op falen van de toekomstige overeenkomst, of wordt dit toch minstens gereduceerd. Een verwittigd man is er immers twee waard.
De vraag naar de hoeveelheid informatie en de tijdspanne waarin deze informatie verstrekt moet worden, wordt in de rechtspraak op vage wijze ingevuld. Het principe luidt: “hoe groter het kennisonevenwicht, hoe zwaarder de informatieplicht”. Een IT-speler die in zee gaat met een consument, moet er zich bewust van zijn dat hij doorgaans meer informatie zal moeten verstrekken dan wanneer hij contracteert met een onderneming.
De IT-professional dient dus stil te staan bij zijn precontractuele informatieplicht en mag zijn potentiële klant in de precontractuele fase allesbehalve in het ongewisse laten. In het verleden werden immers al diverse ondertekende contracten in een later stadium door de rechtbank nietig verklaard wegens “ongepast advies” of “onvolledige informatie”.
BEWIJSLAST
Hoe dient de IT-speler nu te bewijzen dat hij voldaan heeft aan zijn precontractuele informatieplicht?
In principe draagt de eiser steeds de bewijslast. Wanneer de klant van de IT-speler zich beklaagt over het gebrek aan voorafgaande informatie, zal hij moeten aantonen dat de IT-professional niet gehandeld heeft als een “normaal, zorgvuldig IT-professional” in dezelfde omstandigheden.
Sinds de inwerkingtreding van het nieuw Belgisch bewijsrecht op 1 november 2020, is het voor de klant van de IT-professional eenvoudiger geworden om aan die bewijslast te voldoen. Zo volgt uit het nieuw bewijsrecht dat de klant van de IT-speler louter dient aan te tonen dat het waarschijnlijk is dat zijn medecontractant hem niet alle nuttige informatie heeft meegedeeld. De bewijslast zal in vele gevallen dus in feite worden omgekeerd, waardoor de IT-professional de moeilijke taak krijgt aan te tonen dat hij wel alle nuttige en relevante informatie heeft meegedeeld aan zijn klant in de precontractuele fase.
FULL DISCLOSURE CLAUSE
Dat dit voor de IT-speler een zware druk creëert in de aanloop naar het sluiten van een informaticacontract, staat buiten kijf. Gelukkig bestaat de mogelijkheid voor die ondernemingen om de bewijslast contractueel te verlichten. Met haar arrest van 14 mei 2020 zet het Brusselse hof van beroep de deur immers open voor het invoeren van een full disclosure clause in een precontractuele ICT-overeenkomst, bijvoorbeeld een offerte.
Met deze clausule verklaart de klant formeel dat hij naar behoren is geïnformeerd en dat de IT-professional bijgevolg aan zijn informatieplicht heeft voldaan. Aan de andere kant houdt dit voor de IT-professional een bescherming in tegen het risico verbonden aan deze informatieplicht. Door een contract met deze clausule te ondertekenen wordt de bewijslast immers opnieuw omgekeerd, met andere woorden terug bij de klant gelegd. Wanneer een klant zich in zijn precontractueel recht geschonden voelt, staat hij nu voor de lastige taak om het vermoeden dat alle informatie geleverd werd, te weerleggen. Heel wat moeilijker dus, dan louter te moeten aantonen dat er waarschijnlijk bepaalde informatie niet verstrekt werd.
DISCLAIMER
Loop evenwel niet te hard van stapel. Bij de redactie van een full disclore clause moet uiteraard steeds rekening gehouden worden met bepaalde wettelijke grenzen. Zo gelden er zowel in de relatie met een consument (B2C), als in de relatie met een onderneming (B2B) restricties op de reikwijdte van dergelijke contractuele bepalingen.